Verrijzenis (3/5)
Om tot nieuw leven
te komen moet men eerst groeien doorheen een rouwproces, een proces van
aanvaarding en verwerking van het verlies, van de illusie, de eigenlijke
doodservaring. Bepaalde affectieve banden die men had met wie of wat men
verloren heeft (een persoon, een ideaal betreffende een of meer personen, een
levensdroom, een zelfbeeld) moeten losgelaten worden, zodat men die persoon,
dat ideaal, zichzelf, in een ander 'licht' kan zien, en er een ander soort
relatie mee kan aangaan, een relatie opgebouwd vanuit de situatie waarin ik/wij
nu sta(an).
De eerste personen
aan wie Jezus verschijnt als de herlevende, de verder levende, de anders
levende, zijn juist die mensen met wie Hij heel nauwe affectieve banden had
(zijn moeder, sommige vrouwen) en die dus ook diep persoonlijk geraakt werden
door dat verlies, en het elk op zijn/haar manier moesten verwerken. Maar Hij
vraagt hen ook die banden los te laten ("hou me niet vast… ") en die
op een andere…